Maxim Februari schreef vorige maand een essay in Vrij Nederland over de keerzijde van #kansenongelijkheid. “In Nederland, toch een rijk land, zijn zes op de tien huishoudens financieel kwetsbaar. Wekelijks krijgen 40.000 gezinnen hulp van de voedselbank en dat aantal stijgt snel. Zo snel zelfs dat inmiddels niet meer iedereen kan worden bereikt. Hierdoor ontstaat niet alleen een inkomenskloof, maar ook een gezondheidskloof, want het zijn vooral mensen met een laag inkomen en een lage opleiding die door slechte voedingspatronen sneller ziek worden, aldus het Nationaal Preventieakkoord. Bij ziekte worden ze wegens beperkte gezondheidsvaardigheden dan ook nog eens slecht bereikt door de zorg.” Er zijn verschillen in aanleg, gezondheid, levensstijl, afkomst, sekse. De nadruk op kansengelijkheid gaat voorbij aan het feit dat die onderlinge verschillen bestaan en dat je in een rechtvaardige samenleving moet zorgen dat iedereen toch kan functioneren. Maar kansengelijkheid leidt niet vanzelf tot diversiteit, en zo leidt ze ook niet vanzelf tot het opheffen van armoede of achterstand. De huidige maatschappij vraagt om een niveau van geletterdheid en gecijferdheid dat miljoenen burgers nooit zullen bereiken, wat je ook doet in het onderwijs.