Israël ‘bomt’ maar door
Vijf jaar geleden was ik een poosje in Libanon. Elke ochtend werd ik van mijn hotel opgehaald en reden we door de zuidelijke (Hezbollah)wijk van Beiroet, waar ik tijdelijk kantoor hield. Daar leerde ik dat – om de interne vrede te bewaren – de hoogste posities in het land als volgt verdeeld zijn: de president is een christen, de voorzitter van het parlement is een sjiitische moslim en de premier is een soenitische moslim.
In Libanon bestaat bijna een kwart van de bevolking uit Syrische vluchtelingen. Door de recente escalatie van geweld met Israël slaan opnieuw tienduizenden mensen op de vlucht. Ik bezocht ook het havenplaatsje Byblos dat 8.000 jaar bestaat. Nog steeds doet men er opgravingen. Nu gooit Israël bommen op de 5.000 jaar oude havenstad Tyrus.
We spraken er schande van dat de Taliban twee gigantische boeddha-beelden opblies. Maar mogen de Israëliërs dan wel historisch erfgoed platgooien? Nog los van de ruim 1.500 doden na bijna een maand van aanvallen op Libanon. Om maar niet te spreken van Gaza: meer dan 6.000 vrouwen en 11.000 kinderen zijn daar door het Israëlische leger gedood. Wanneer stopt ‘t?